Deel artikel

Lees de hele reeks
de franse nederlanden

Flor Barbry’s Volkstoneel brengt al sinds 1955 theater voor de Vlamingen in Frankrijk

15 maart 2023 9 min. leestijd De Franse Nederlanden

Bijna zeventig jaar speelt Flor Barbry’s Volkstoneel voor Frans-Vlaanderen theater voor de mensen aan de andere kant van de schreve. Maar heeft dit gezelschap nog een toekomst? Wim Chielens zocht het uit.

Het is zondag 4 december 2022, 15u45 en superdruk in de Chemin Haut in Sint-Janskappel (Saint-Jans-Cappel). We zijn een beetje verwonderd. En zoveel jonge mensen! Blijkt dat in die straat niet alleen de Salle des Fêtes ligt, waar straks Flor Barbry’s Volkstoneel voor Frans-Vlaanderen speelt, maar ook de Sporthal waar terzelfdertijd de match Frankrijk-Polen op het WK in Qatar op groot scherm wordt vertoond. De gemiddelde leeftijd stijgt snel als we kiezen voor de feestzaal. Aan de entree worden we verwelkomd met een bonjour
maar ook met een goêndag. De burgemeester van Kappel doet al jaren zijn best om een mondje Nederlands of Vlemsch te klappen, en naast hem zit zijn leermeester, Mietje, een West-Vlaamse die in zijn dorp woont.

We zitten op de vijfde rij. Voor ons wordt veel Frans gepraat, achter ons hoor ik Poperings, Iepers, maar ook accenten uit de streek van Kortrijk of Roeselare en als ik omkijk herken ik wel een paar gezichten. Allemaal zitten we klaar voor een bijzondere gebeurtenis: acteurs uit Belgisch Vlaanderen die een stuk spelen in het Westouters dialect, hier en daar aangevuld met een typisch Frans-Vlaams woord (è liedje in plaats van è bitje/een beetje). Ze spelen dat in een dorp in Frankrijk waar 98 procent alleen maar Frans spreekt en in het publiek zitten 80 procent Belgen. Gekker moet het niet worden, zou je zeggen als je niets weet over de geschiedenis van dit fenomeen. Een geschiedenis die in dit eigenste dorp begon.

Voor de mensen van over de schreve

Het was in Sint-Janskappel dat De Verbroedering, de lokale toneelgroep van Westouter, op 16 januari 1955 een voorstelling speelde van En waar de sterre bleef stille staan, een successtuk van Felix Timmermans (1886-1947). Het stuk had in de jaren ervoor furore gemaakt op de planken in Reningelst en Westouter. De burgemeester van Westouter, Emiel Hardeman, die ook voorzitter was van de toneelvereniging, droomde ervan om het stuk eens te spelen bij de buren in Frankrijk. Hoe dat dan moest, wist hij niet zo goed, want in België werd gespeeld in een soort verheven, onnatuurlijk Nederlands, in het geval van De Sterre ongetwijfeld nog doorspekt met Kempense woorden en uitdrukkingen van Timmermans.

Pater Joris Declercq, die als Djoos Utendoale al wat liedjes en gedichtjes had geschreven in zijn Westhoeks dialect, bood de oplossing bood. Hij hertaalde De Sterre “in ’t Westouters, om by d’eêste de best occoasje te spillen vor de mensch’n van over de schreve – de Fransvloamieng’n die ol lang’n tyd niet’n nie mê hoôrd hèn in nulder eigen toale…” (in het Westouters dialect, om bij de eerste gelegenheid eens te spelen voor de mensen van over de grens – de Frans-Vlamingen die al zo lang niets meer gehoord hebben in hun eigen taal).

Zo verschrikkelijk lang was het eigenlijk niet geleden want tot in 1938 speelde een rederijkerskamer in Eecke nog in ’t Vlèmsch! De occaosje (de gelegenheid) werd snel geschapen.

Acteurs uit de producties van Westouter en Reningelst sloegen de handen in elkaar en voerden De Sterre op in buurgemeente Sint-Janskappel. En dat bleek geen opgedrongen Belgische ijdelheid of cultureel paternalisme, want datzelfde jaar nog werd de troupe op dertien andere plekken in Frans-Vlaanderen uitgenodigd om te gaan spelen.

Flors levenswerk

Een paar jaar later neemt Flor Barbry de leiding van de groep die, eerst nog in de schoot van De Verbroedering, zich toespitst op het Frans-Vlaamse publiek. Barbry zoekt repertoire, zorgt voor de hertaling en bewerking, regisseert en speelt. Het wordt zijn levenswerk, dat hij met zo’n overtuiging, werkkracht en bezieling uitvoert, dat de helft van zijn ruime kroost gaandeweg mee aan boord wordt gehesen, als technicus of acteur. Wanneer Flor in 1986 op tragische manier verongelukt, twijfelt zijn dochter Greta geen seconde om de fakkel over te nemen en ook nu staan nog kinderen en kleinkinderen op de planken of achter de knoppen.

De groep wordt nu geleid door zoon Joris, twee schoonzoons van Flor, Jef Leeuwerck en Roland Delannoy en acteur Jos Mooren. Het gezelschap draagt de naam Flor Barbry’s Volkstoneel voor Frans-Vlaanderen. Flor stierf na het 29ste seizoen van de groep, inmiddels speelde Delannoy al 34 keer mee en speelde het Volkstoneel al tien stukken van zijn hand en regisseerde hij 27 keer. Het is evenzeer zijn levenswerk geworden als dat van zijn schoonvader.

De nieuwe moarte

Terug naar Sint-Janskappel, 4 december 2022. Jef loopt door de zaal met programmaboekjes. Voor elke koper heeft hij een persoonlijk woordje, hij kent ze al wel veertig jaar. Hij weet welke zinnetjes werken bij de Fransen die nog zelf een mondje Vlèmsch praten of er nog vage herinneringen aan hebben van bij ma en pa of mémé en pépé thuis. Als het doek opgaat herkennen we het haast traditionele decor van het Volkstoneel: de woonkamer van een landelijk huis. Centraal staat een tafel waarrond het allemaal zal gebeuren. Veel ‘folietjes’ kan het gezelschap zich niet veroorloven qua decor, het speelvlak in het zaaltje van de Catsberg, het kleinste zaaltje van de tournee, is amper zes meter breed…

Het stuk dat we gaan zien heet De nieuwe moarte, de nieuwe huishoudhulp. De premisse is gauw duidelijk: de vrouw van een loonwerker heeft een ongeluk gehad en kan het huishoudelijk werk niet alleen aan, de loonwerker zelf werkt dag en nacht (en dat is heel erg uit het echte leven van dat soort mensen gegrepen). Dus is er hulp nodig. Er wordt een sollicitatie geplaatst voor een meid, een moarte.

Vijf minuten later treedt acteur Roland Delannoy in de arena. Dat gaat in Frankrijk altijd gepaard met een open doekje. Als kind herinner ik me hoe ontroerend ik dat vond als het Flor telkens weer overkwam. Maar het publiek wordt aardig verrast als ze hem twee stappen zien vooruitzetten en al helemaal als hij zijn mond open doet. Hij is dit keer niet de norse heer des huizes, de landsman die met onheil wordt geconfronteerd, nee, hij schrijdt gedistingeerd over de plankenvloer en praat voorzichtig, afgepast, een beetje nichterig maar niet in die mate dat je er je tenenkrullend aan ergert. Het is snel duidelijk, hij is de nieuwe meid.

Het zou de start kunnen worden voor een platte, seksistische, homofobe billenkletser, maar dan ken je dit gezelschap niet. De nieuwe moarte wordt een voorstelling die perfect past in de visie die Flor Barbry altijd hanteerde bij het kiezen van een stuk. In de lokale Poperingse krant Het Wekelijks Nieuws zei Flor in 1965: “Het stuk moet een verhaal brengen, het gaat niet om theaterkunst an sich, het stuk moet tot de ziel en het gevoel spreken. De personages vertegenwoordigen het goede en worden met het kwade geconfronteerd. Het kwade capituleert altijd en het goede dringt zich als iets onweerstaanbaars op.”

De visie voor de repertoirekeuze

Ik ga daar nog op door als ik enkele dagen na de voorstelling in Kappel te gast ben bij Roland Delannoy thuis, in Westouter. “Ja, in onze stukken verdedigen wij algemene humane waarden, nog altijd. Voor mijn schoonvader waren die: volks, Vlaams en katholiek. Wij vertalen dat wat hedendaagser, maar Flor zou zich nooit schamen over wat wij brengen. Voorts is er natuurlijk de humor, die onontbeerlijk is. Zo hebben wij in De nieuwe moarte een rol bij gecreëerd, die de humor verzekert.” Het is een bekend type uit het repertoire van het gezelschap: de buurman, klaploper, liever lui dan moe, die graag een pintje lust en altijd klaar zit met een mopje of een grappige spreuk.

Naast de waarden en de humor is ook het landelijke gegeven belangrijk. “Ik heb een heel mooi Engels stuk gelezen dat perfect in onze filosofie zou passen, maar het móét zich afspelen in een flatgebouw in een stad. Ik kan daar helaas niets mee.” Dat klinkt erg conservatief, maar ik kan mij er iets bij voorstellen als je de échte Frans-Vlaamse toeschouwer voor ogen houdt. En voor hen blijven ze het doen, ook al komen er ook jaarlijks een kleine negenduizend Belgen naar de voorstellingen kijken. “Ook voor hen hebben wij een opdracht”, zegt Roland. “Velen onder hen gaan maar één keer per jaar naar ’t theater en dat is naar onze voorstelling. Dan wil ik ze ook goed toneel laten zien! En ik durf hopen dat wij elk jaar voor enkele mensen ook een opstapje zijn naar het bijwonen van andere toneelopvoeringen”.

Voor de goede zaak

Maar de toeschouwer die het Volkstoneel in de eerste plaats voor ogen blijft houden, is die Frans-Vlaming met nog enige notie van het Vlemsch. Statistieken bestaan er al jaren niet meer over het aantal Fransen dat die notie nog heeft en ze zijn ook nooit erg betrouwbaar geweest. Feit is dat ik in Kappel nog Fransen heb ontmoet die met enige moeite met mij konden praten en die mij in mijn grensdialect (ik ben van Reningelst, haast een buurgemeente) redelijk goed begrepen. En zo ontmoet ik er elk jaar nog wel in de zaaltjes waar het volkstoneel speelt, van Bray-Dunes tot Belle, van Pitgam tot Houtkerke. De missie van Flor Barbry bestond er ook uit om voor de goede zaak te spelen in Noord-Frankrijk. De (Frans-)Vlaamse zaak ja, maar ook voor een doel dat belangrijk was voor de gemeenschap van het dorp.

Vroeger was bijna overal de pastoor de gastheer voor het gezelschap (Flor wist zeer goed welke pastoor de beste wijnkelder had!) en het goede doel was de kerk, de parochiale werken of de katholieke school, want die wordt minder royaal gesubsidieerd dan het officiële onderwijs. Tot op vandaag speelt het Volkstoneel voor katholieke scholen (in Rexpoede, Sint-Janskappel, Bambeke en Vleteren), voor de kerk of de parochie (in Houtkerke), voor een feest- of buurtcomité in Bray-Dunes, Boeschepe en de Catsberg of voor de bejaardenwerking (in Belle). Dat maakt de relatie met de organisatoren in Frankrijk toch wel anders dan in België, waar ze voor culturele verenigingen of zelfs officiële culturele centra spelen.

Nous sommes des Flamands !

Hoe het verder moet? “De vraag van 1 miljoen”, lacht Roland Delannoy. “Ik kijk niet verder dan een jaar vooruit. Zolang er Frans-Vlamingen zijn die blijven komen en zolang wij het kunnen, gaan we door. Mensen doen soms schamper dat de zaal in Frankrijk voor drie vierde met Belgen is gevuld. Weet je, ons doet het geen zeer en die mensen in Frankrijk zijn doodgelukkig. Maar ik ben er me van bewust dat dit een eindig verhaal is. De kleinkinderen van Flor zullen het niet tot op hun vijfenzestigste kunnen blijven doen, dat is duidelijk.”

De dag dat ik bij Roland op bezoek ben, is Frans-Vlaanderen volop in het nieuws. Voetbalclub Pays de Cassel uit de zesde klasse moet spelen voor de beker van Frankrijk tegen Paris Saint-Germain. David tegen Goliath, Mbapé, Neymar en Messi tegen Bruneel, Thoor en Goethals, maar het is niet het immense klassenverschil dat de Belgische media haalt, wel het feit dat 35.000 supporters uit de streek rond Cassel naar Lens trekken en dat die zich Flamands noemen en zich tooien met leeuwenvlaggen en geelzwarte sjerpen. “Nous sommes des Flamands, bien sûr. Comme vous, d’ailleurs!”

Misschien is het in de toekomst een idee om herkenbare, Vlaamse toneelstukken in het Frans te spelen

Het nieuwsfeitje doet me een oud idee opperen, waarvan ik me herinner dat Roland er tien, vijftien jaar geleden geen oren naar had. Het idee start bij een cd van de Duinkerkse volkszanger Jacques Yvart: Chants des marins de Flandre, adapté en français. Hij vertaalde een reeks zeemansliederen uit het liedboek van Edmond de Coussemaker naar het Frans. Die liederen behoren tot het belangrijkste patrimonium van de Vlaamse cultuur in Frans-Vlaanderen en met die plaat ontsloot Yvart die voor een veel breder publiek dat zich, zoals de supporters van Cassel overtuigend Flamands noemen.

Misschien is het in de toekomst een idee om herkenbare, Vlaamse toneelstukken in het Frans te spelen in diezelfde theaterzaaltjes in de dorpen tussen Belle en Duinkerke. Roland knikt overtuigd. “Ik denk dat dat zou werken. En dan is er niemand die beter geschikt repertoire kan leveren dan wij”, zegt hij trots. Tegen aperitieftijd is er al bijna een Franse vertaling gemaakt van hét successtuk van de post-Flor-periode van het Volkstoneel: In de Miroir, van de hand van Roland. Ik schrijf de opdracht al in mijn gedachten: “traduit en français pour jouer à la première occasion à l’autre côté de la schreve, les Flamands de France qui voient très peu de théatre flamand dans leur propre langue…”

Website Flor Barbry’s Volkstoneel voor Frans-Vlaanderen

Wim-chielens

Wim Chielens

auteur, verteller en performer; algemeen directeur Stedelijke Kunstacademie Poperinge

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Gerelateerde artikelen

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [00000000000029190000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)